Werken hoeft niet meer. Ze hoeft niet meer elke ochtend haar kinderen naar school te helpen, op het laatste nippertje de trein te halen en zich naar haar werk in Hilversum te spoeden. Ze hoeft thuis niet meer te wassen en te strijken en ze hoeft zich ook geen zorgen meer te maken over de toekomst van haar zonen. Ze hoeft ook geen boeken meer terug te brengen naar de bibliotheek, haar abonnement op het concertgebouw is niet meer nodig en ze volgt geen cursussen kunstgeschiedenis, Italiaanse taal en letterkunde en Duitse Romantik meer. Ze zit in de enorme leunstoel in haar ouderwetse zitkamer en ik zit tegenover haar. Maar ik zie haar niet.
Ik zie de eigenwijze tante die het altijd beter wist, die mij mijn allereerste flesje eau-de-toilette (Miss Lentheric) cadeau deed toen ik een jaar of vijftien was en mij in ongeveer diezelfde periode meenam naar 'der Tod in Venedig' toen die film net uit was. Ik zie die tante die als enige van al haar broers en zussen in de jaren tachtig in Amsterdam tegen kruisraketten protesteerde. Het leverde haar de bijnaam 'die rooie uit Bussum op'. Ik zie de tante die het niet altijd even breed had, maar desondanks het hele land door reisde (met de voordeelurenkaart en later de 65+ pas) om haar oudere broers en zusters op te zoeken toen die oud en slecht ter been werden.
Terwijl mijn tante aan een stuk door praat en ik mijn best doe om te luisteren, hoor ik toch nauwelijks wat ze zegt. Wat ik wel hoor? Ik hoor haar piano spelen, ik herinner mij hoe ze mij begeleidde als ik mijn saaie blokfluitlessen moest oefenen, die repetities werden er zoveel leuker door. Ik hoor haar ook, met enigszins geaffecteerde stem, vertellen over haar reizen naar Egypte, Rome en Zwitserland. Over de debatten in de kerkeraad (die zij natuurlijk altijd won) en over de boeken die ze net gelezen had. Maar ook hoe ze liefdevol herinneringen aan haar jeugd in Hilversum ophaalde. En vooral...hoe ze nog wist hoe ik was toen ik een kleuter was. Ze kon het me kort geleden nog precies vertellen.
Maar wat ik hoor, is niet wat Tante vertelt. Ik doe mijn best, maar ik begrijp niet wat ze zegt. Zij zit in haar leunstoel en babbelt onsamenhangend, soms driftig en vaak intens verdrietig door. Niemand luistert meer naar haar, want iedereen hoort nu alleen nog zijn eigen verhaal. Als we haar vertellen dat haar man de nacht waarschijnlijk niet meer zal halen, reageert ze nauwelijks. "De azalea heeft een dompelbadje nodig, kunnen jullie dat even doen?"
En zo is die levendige, intelligente en wereldwijze vrouw stukje bij beetje helemaal verdwenen. Op sommige momenten is de tante van toen, weer even zichtbaar. Achter haar ogen zie je dan iets oplichten en haar stem wordt weer heel even verstaanbaar.
Morgen brengen we Tante naar het Joodse verpleeghuis Beth Shalom in Amsterdam, de enige instelling die haar op korte termijn kon huisvesten. Ze zal daar voorlopig de verzorging krijgen die ze verdient, al ziet ze dat zelf heel anders. 'Leuk, dat ik eventjes in zo'n Joods huis ga logeren', zei ze in een helder moment. 'Ik heb altijd al zo graag een echte sjabbat-maaltijd willen bijwonen!' Ze heeft geluk, het is morgen vrijdag. Maar ik vraag me af of ze dat beseft.
De waarzegster
5 maanden geleden